Dag 9: Wat je over het kind moet weten

‘Hij zal een groot man worden’ (Lucas 1,32-33)

De engel vertelde Maria al dat het kind Jezus moest gaan heten: ‘God redt’. Maar daar eindigt het niet, hij vertelt nog meer over hem: ‘Hij zal groot zijn en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd’ (vs 32). Zoon van de allerhoogste God! Probeer dat maar te bevatten als jonge vrouw die net te horen heeft gekregen dat ze zwanger zal gaan worden. Hoeveel informatie landt er werkelijk als je al moet wennen aan het idee dat je een kind in je zal gaan dragen?

En het houdt niet op: God zal hem de troon van ‘zijn vader David’ geven, tot in eeuwigheid zal hij koning zijn over het ‘volk van Jacob’, aan zijn koningschap zal geen einde komen (vs 32-33). De bewoordingen zijn echt van de buitencategorie. Dit is niet zomaar een kind, dit is niet eens zomaar een bijzonder kind, dit is een kind waar geen maat op staat. Dit kind is uitzonderlijk en koninklijk zowel in wereldlijke als in goddelijke termen.

Je mag verlangens en dromen hebben voor het kind dat je gaat krijgen, maar dit zijn niet de dingen waar je dan direct aan denkt, zeker als je nog moet wennen aan het idee dat je moeder zal gaan worden, terwijl je daarvoor voornamelijk bezig bent met je bruiloft voor te bereiden. Moeder worden van een koning, van een zoon van de allerhoogste God, dat bedenk je niet zelf.

De engel spreekt namens God tot Maria deze woorden. Het is echt Gods initiatief. Maria zal ook geen vragen stellen over wat het inhoudt, ze ontvangt het. Wat kun je ook vragen als een engel je vertelt dat je een kind gaat krijgen dat ook nog eens goddelijk en koninklijk zal blijken te zijn?

Het is een wonderlijk verhaal en zo weinig voordehand liggend: meisje uit uithoek van het land krijgt van een engel te horen dat ze een kind krijgt met de naam ‘God redt’ en die ook nog eens koning zal worden, tot in eeuwigheid. God passeert de paleizen en de fancy gelegenheden; hij realiseert zijn plan buiten de schijnwerpers om. Hoe wonderlijk is dat?