Reflecties over een weekend met de 4e Musketier (2)
Wat betekent het om op elkaar aangewezen te zijn? Hoe ziet voor elkaar opkomen, voor elkaar door het vuur gaan er uit? Wat is elkaars lasten dragen?
Tot nu toe waren dit woorden en uitdrukkingen waar ik een redelijk beeld bij had. Teamsporten, werken in teamverband, vrienden, familie; het zijn allemaal contexten waarin er momenten zijn waarop je er voor elkaar moet zijn, waarin je op elkaar bent aangewezen. Dat je iets doet dat je eigenbelang overstijgt.
Ik ben bevoorrecht dat Crossroads Rotterdam een kerk is waar ik dat ook terug zie. Vaak genoeg zie ik mensen elkaar steunen, geestelijk, emotioneel, praktisch en zelfs financieel. En steeds weer ontroert het me als ik merk dat mensen elkaar zien in hun worstelingen en daar op een concrete manier op reageren. Het raakt me ook steeds weer als ik merk dat mensen het durven toe te geven dat ze tegen iets aanlopen dat ze niet alleen kunnen dragen. En het doet me veel als mensen mij vragen of ik het allemaal nog trek.
Tijdens het 4M-weekend zag ik het ook weer. Mannen uit de groep namen wat spullen van mij over om mee te dragen, want met een onhandige tent op mijn rugzak was het net iets teveel gewicht, maar vooral de balans op mijn rug was zoek. Op een vanzelfsprekende manier werd dit even geregeld en verdeeld, zonder flauwe opmerkingen of gemopper.
Wat later op de dag, nadat we over de helft van wat uiteindelijk meer dan 40 km lopen met bepakking zou worden, merkte ik dat mijn benen het zwaar hadden als we omhoog gingen. Twee mannen uit de groep merkten dat en stelden voor dat ik tussen hen in ging lopen en dat ik mij aan hun rugzak zou vasthouden. Dat deed ik en ik voelde me omhoog getrokken, mijn benen leken de grond amper te raken, en mijn rug ontspande zich. Mijn krachten keerden terug en ik hervond mijn ritme. Een paar uur later kon ik iemand anders ondersteunen die juist bij het heuvelaf lopen last had van pijn in de benen.
Naarmate het donkerder werd kwam het er op aan om dichter bij elkaar te blijven. In elke groep heb je mensen die voorop lopen, graag flink het tempo er in zetten, en mensen die achteraan lopen, liefst in hun eigen tempo. Zo lang je elkaar ziet kan dat ook. Gedurende de dag moesten de mannen voorop regelmatig wachten op de achterblijvers, waaronder ik.
Het lijkt vanzelfsprekend dat er op achterblijvers wordt gewacht, maar dat is het niet. Wachten op anderen heeft namelijk alleen zin en betekenis als je er voor kiest om samen aan te komen op je bestemming, als dat ook je gemeenschappelijke doel is en je er van overtuigd bent dat het beter is om samen aan te komen in plaats van alleen. Waarom zou je immers wachten op achterblijvers? In de duisternis – en inmiddels opnieuw in de stromende regen – werd, zonder dat dit nu uitgesproken werd, er voor gekozen om geen grote afstand te laten ontstaan tussen voorhoede en achterhoede en werd er voortdurend heen en weer geroepen om te checken of iedereen er nog was. En we kwamen dus ook gezamenlijk aan in ons ‘bivak’ na een wandeling van ruim 14 uur.
De volgende dag deden we in de ochtend een aantal highland-games. Paalwerpen, dat soort dingen. Gevolgd door wat ik voor het gemak maar even ‘riddertje spelen’ noem: met een bamboestok als zwaard en een triplex-plaatje als schild. 3 stokjes in het triplex zijn je 3 levens. Er zijn dan ruim 100 mannen die dan met elkaar gaan strijden en uiteindelijk blijft er een over. Zoiets als The Hunger Games. Ik ben er maar vol ingedoken, heb een irritant iemand die steeds op mij afkwam niet alleen van een ‘leven’ beroofd, maar ook nog een flinke ellenboog in zijn ribbenkast geplant, maar uiteindelijk ben ik ook ‘gesneuveld’.
Toen kon ik zien wat er verder gebeurde. Er waren acht Crossroaders overgebleven, en dat vierden zij met elkaar. Plots werd er geroepen: ‘Daar is er nog één’, en ze doken er met z’n allen op af en kregen de enige overgebleven niet-Crossroader te pakken. Natuurlijk, een stom spel, maar het viel me op: zonder dat het afgesproken was had men besloten elkaar niet aan te vallen; er was gekozen om voor elkaar op te komen en te verdedigen en gezamenlijk de tegenstanders te bestrijden. En zo win je dus.
Later die dag kregen we het meest beruchte onderdeel: in de rivier lopen – tegen de stroom in. Dat was de plek die ik het meest confronterend vond. De foto’s op de website van de 4e Musketier laten mannen zien die redelijk relaxt en bijna meditatief door de rivier heen lopen. Alleen bij ons bleek de rivier hoger te zijn en beduidend harder te stromen dan de organisatie ooit had meegemaakt. Het was vrijwel onmogelijk om alleen tegen de stroming in te lopen.
Ik had me er juist op ingesteld om dit alleen te doen en begon dus ook alleen. We moesten de rivier oversteken en ik kwam niet meer vooruit. De stroom was zo sterk dat ik eigenlijk alleen maar terug kon. En daar stond ik alleen in een sterke stroom, eigenlijk te wachten op het moment dat de rivier me mee zou sleuren. Een groep mannen van Crossroads haalden me in en in mijn poging om aan te sluiten werd ik meegetrokken door de stroming. Ze grepen me en hielpen me op de been en gezamenlijk staken we over.
Ook in de rest van deze tocht lukte het me niet om alleen te lopen tegen de stroming in, tot mijn eigen frustratie en boosheid. Het grootste deel heb ik samen met anderen afgelegd, elkaar er door heen slepend. Een sterke Crossroader die het wel alleen kon bleef achter me lopen. Ik vermoed uit bezorgdheid. Regelmatig vroeg hij of het nog ging. En ik wist: er is iemand achter mij die me op kan vangen als ik val.
Door al deze dingen viel mij de parallel op met waar we met Crossroads Rotterdam mee bezig zijn. Het is ons verlangen om het Koninkrijk van God door te zien breken in Rotterdam. We willen een onderdeel zijn van Gods beweging van ontferming over de stad en haar noden. Het is iets waarvan we aan het leren zijn om dat niet langer alleen te doen, ieder op zijn eigen plek, maar om dat samen te doen. Niet meer als een verzameling individuen met onze individuele belangstellingen, maar als een
‘extended family on mission’.
En het begon me tijdens dit weekend op een nieuwe manier te dagen dat als we iets in onze stad willen bereiken, we dit alleen gezamenlijk kunnen doen. Dat we leren om samen te strijden. Dat we leren op een dieper level elkaars lasten te dragen. Dat we elkaars zwakheden kennen en daarin meestrijden. Dat we elkaar beschermen. Dat we elkaar opvangen. Dat we beseffen dat het beter is dat we samen bij ons doel uitkomen dan alleen.
Het is mijn overtuiging dat met de richting die we gekozen hebben – om ons te organiseren rondom missionaire passie – het niet lang meer gaat duren voordat we een confrontatie krijgen met de machten van de duisternis. En ik zie daar niet meer tegen op, omdat ik nu op een dieper level ervaren heb wat ik al wist: in deze kerk zijn we bereid om voor elkaar te vechten en elkaar te beschermen. En we zijn bereid om samen voor de Koning en zijn Koninkrijk te gaan.
We’re one, but we’re not the same
We got to carry each other
Carry each other
One